De bedrijfsrevisor dient in het kader van de uitoefening van al zijn opdrachten een aantal basisbeginselen voor goed gedrag in acht te nemen, namelijk de integriteit, de objectiviteit, de professionele deskundigheid, de vertrouwelijkheid en het professioneel gedrag.
Bovendien moet de bedrijfsrevisor zich in alle onafhankelijkheid, zowel qua geesteshouding als in schijn, kwijten van de revisorale opdrachten die hem door de gecontroleerde entiteit werden toevertrouwd.
Tot en met de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, was de deontologie die van toepassing is op de bedrijfsrevisoren vervat in tal van documenten, wat het begrip ervan bemoeilijkte. De wet hervormt bijgevolg de structuur van de wettelijke grondslagen en verduidelijkt datgene dat door die kanalen moet worden gedekt:
De bedrijfsrevisor oefent zijn beroep oprecht en eerlijk uit. Hij vermijdt iedere handeling of houding die in strijd zou zijn met de waardigheid of rechtschapenheid.
De bedrijfsrevisor laat zijn professioneel oordeel niet in opspraak brengen door een vooroordeel, belangenconflict of beïnvloeding vanwege derden.
De bedrijfsrevisor voert steeds al zijn opdrachten gewetensvol en met de vereiste zorg uit.
De bedrijfsrevisor moet, vooraleer een opdracht te aanvaarden, beschikken over de nodige bekwaamheid, medewerking en tijd om deze opdracht behoorlijk uit te voeren.
De bedrijfsrevisor is krachtens de wet gehouden tot het beroepsgeheim. Dit beroepsgeheim omvat alle feiten en inlichtingen van vertrouwelijke aard waarvan hij omwille of naar aanleiding van de uitoefening van zijn beroep, kennis heeft gekregen. Het niet-naleven van het beroepsgeheim kan strafrechtelijk worden vervolgd. Er bestaan evenwel een aantal uitzonderingen op de zwijgplicht.
De bedrijfsrevisor voert zijn opdrachten uit overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen, alsook de normen zoals geformuleerd door de Raad van het IBR en goedgekeurd door de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en door de minister die bevoegd is voor Economie.
Hij onthoudt zich van elke handeling die het beroep in diskrediet kan brengen.
Bovendien moet de bedrijfsrevisor zich in alle onafhankelijkheid, zowel qua geesteshouding als in schijn, kwijten van de revisorale opdrachten die hem door de gecontroleerde entiteit werden toevertrouwd. De onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor bevat twee onafscheidbare aspecten:
Bij de uitoefening van zijn beroep moet de bedrijfsrevisor de wettelijke en reglementaire bepalingen naleven, evenals de normen en aanbevelingen van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren.
Het IBR ontwikkelt, onder de vorm van adviezen of mededelingen, een doctrine inzake de audittechnieken en de goede toepassing door de bedrijfsrevisoren van het wettelijk, reglementair en normatief kader voor de uitoefening van het beroep.
Om ervoor te zorgen dat de normen voor de beroepsuitoefening worden toegepast en dat de deontologische en onafhankelijkheidsregels worden nageleefd, moet de bedrijfsrevisor aan bepaalde verplichtingen voldoen, waaronder:
De bedrijfsrevisor hanteert internationaal erkende werkmethoden die specifiek zijn aangepast aan de analyse van (niet-)financiële informatie. Dit waarborgt de kwaliteit van zijn tussenkomst. Dit kwaliteitslabel is immers onderworpen aan de strenge eisen van een deontologische code en van normen voor de beroepsuitoefening.
De kwaliteit van zijn werkzaamheden wordt daarenboven gecontroleerd door en staat onder het toezicht van het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, opgericht bij de wet van 7 december 2016. Door bij te dragen tot de transparantie van zowel de financiële informatie als van de werkzaamheden en de versterkte zekerheid, biedt de bedrijfsrevisor ook een waarborg en bescherming aan de gebruikers van deze informatie.
Om deze hoge mate van kwaliteit en deskundigheid te handhaven, moet de bedrijfsrevisor ook een permanente vorming volgen.