Het bedrijfsrevisoraat is een gereglementeerd en vrij beroep dat de kwaliteit en transparantie van financiële en boekhoudkundige informatie uitgebracht door gecontroleerde entiteiten bevordert. Naast de wettelijke controle van de jaarrekening die de bedrijfsrevisor uitvoert in zijn hoedanigheid van commissaris, voert de bedrijfsrevisor ook andere wettelijke occasionele opdrachten of contractuele opdrachten uit voor ondernemingen, overheids- en private instellingen, alsook organisaties uit de non-profitsector.
Goed om te weten: de bedrijfsrevisor is een (wettelijke) auditor. De eerste term is een juridische term die specifiek in België wordt gebruikt en de laatste is een meer internationaal gangbare term.
De bedrijfsrevisor vervult een cruciale rol in het bedrijfsleven, namelijk het dienen van het algemeen belang en het verschaffen van financiële betrouwbaarheid.
In deze tijden van snelle evolutie van de economie maar ook van nieuwe technologieën wint de rol van de auditor nog aan belang. Door zijn onafhankelijkheid, ethiek en de kwaliteit van zijn werk, zorgt hij voor vertrouwen, transparantie en meer zekerheid. Meer vertrouwen effent het pad voor economische groei en welvaart. Daarenboven creëert hij in de uitoefening van zijn opdrachten een meerwaarde voor alle belanghebbende partijen, zoals de ondernemingen, de overheidssector of de non-profitsector.
De bedrijfsrevisor heeft als hoofdtaak alle opdrachten uit te voeren die bij of krachtens de wet aan de bedrijfsrevisoren uitsluitend zijn toevertrouwd en op algemene wijze, alle “revisorale” opdrachten te vervullen met betrekking tot financiële overzichten, verricht met toepassing van of krachtens de wet. Het betreft derhalve wettelijke opdrachten die hetzij permanent worden uitgevoerd, hoofdzakelijk in het kader van het commissarismandaat (wettelijke controle of audit van de jaarrekening), hetzij occasioneel.
De wet van 7 december 2016 definieert de revisorale opdrachten als: "elke opdracht, inclusief de opdracht van wettelijke controle van de jaarrekening, die ertoe strekt een deskundig oordeel te geven over de getrouwheid en de waarachtigheid van een jaarrekening, van een tussentijdse financiële staat, van een waardering of van andere economische en financiële informatie, verschaft door een onderneming of instelling; dit begrip omvat eveneens de ontleding en de verklaring van de economische en financiële inlichtingen aan de leden van de ondernemingsraad. (art. 3, 10°)"
Omdat de bedrijfsrevisor meer bepaald een grote verantwoordelijkheid voor de wettelijke controle van de jaarrekening draagt, zijn de revisorale opdrachten (hoofdzakelijk wettelijke opdrachten) onderworpen aan beginselen van onafhankelijkheid en deontologische regels. Het betreft een dienst van algemeen belang, meer bepaald:
De entiteiten schakelen een bedrijfsrevisor in voor een wettelijke controle van de jaarrekening (ook certificeringsopdracht genoemd) en, in geval van een onderneming met ondernemingsraad, voor een certificatieopdracht ten behoeve van de ondernemingsraad.
Entiteiten kunnen aan de bedrijfsrevisor ook andere interventies vragen in het kader van zijn wettelijke occasionele opdrachten (inbreng in natura, quasi-inbreng, gedwongen verkoop van effecten, fusie, splitsing, ontbinding of omzetting van vennootschappen, enz.). De gemeenschappelijke noemer van deze opdrachten is dat de bedrijfsrevisor moet certificeren dat de financiële verslaggeving werd opgesteld volgens het van toepassing zijnde referentiestelsel. Indien van toepassing, en wanneer het een jaarrekening betreft, moet de bedrijfsrevisor ook certificeren dat deze een getrouw beeld geeft van het vermogen, de financiële toestand en de resultaten van de gecontroleerde entiteit over het desbetreffende boekjaar.
Naast de wettelijke permanente en occasionele opdrachten, kunnen entiteiten ook een bedrijfsrevisor inschakelen voor het waarderen van hun vennootschap, het tot uitdrukking brengen van een oordeel over een tussentijds financieel overzicht vóór een leningaanvraag, het uitvoeren van een overname-audit vóór een mogelijke transactie en van een gerechtelijk deskundigenonderzoek, alsook voor het verlenen van advies over specifieke problemen met betrekking tot hun administratieve en boekhoudkundige organisatie of het geven van een oordeel over de kwaliteit van niet-financiële informatie en haar betrouwbaarheid of over de wijze waarop zij werd opgesteld. Deze opdrachten worden uitgevoerd op vrijwillige en louter contractuele basis. Gelet op de geldende onafhankelijkheidsregels kunnen een aantal van deze opdrachten niet worden uitgevoerd in combinatie met de certificering van de jaarrekening (of financiële overzichten volgens de internationale terminologie).
Om zijn oordeel over de jaarrekening te kunnen vormen, voert de commissaris een audit uit overeenkomstig de normen zoals geformuleerd door de Raad van het IBR en goedgekeurd door de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en door de minister die bevoegd is voor Economie. Deze normen integreren de internationale controlestandaarden in het Belgisch normenkader (meer bepaald de International Standards on Auditing (ISA's), zoals goedgekeurd door de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) van de International Federation of Accountants (IFAC)).
Op aanvraag van de minister van Economie, heeft het IBR, samen met het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB, nu ITAA) de norm met betrekking tot de contractuele controle van KMO’s en kleine (i)vzw’s en stichtingen en de gedeelde wettelijk voorbehouden opdrachten bij KMO’s en kleine (i)vzw’s en stichtingen, ontwikkeld. Deze gemeenschappelijke norm (IBR-IAB) is van toepassing op de gedeelde contractuele controle- en beoordelingsopdrachten en de gedeelde wettelijk voorbehouden opdrachten, uitgevoerd bij hetgeen door deze norm “kmo’s of kleine vzw’s” wordt genoemd.
Andere op dezelfde wijze geformuleerde en goedgekeurde specifieke normen zijn ook van toepassing op de meeste wettelijke occasionele opdrachten (fusie, splitsing, ontbinding en omzetting van vennootschappen, inbreng in natura en quasi-inbreng).
In het kader van de uitoefening van zijn mandaat (wettelijke controle van de jaarrekening of audit) verricht de commissaris zijn controles aan de hand van steekproeven, op basis van zijn beoordeling van de administratieve organisatie en interne controle van de onderneming. De commissaris is onderworpen aan een middelenverbintenis en geen resultaatsverbintenis. Hij moet dus niet alle verrichtingen controleren, noch systematisch alle eventuele fouten en onregelmatigheden in de jaarrekening opsporen. Zijn doelstelling is het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid over de vraag of de jaarrekening (of financiële overzichten volgens de internationale terminologie) als geheel vrij is (zijn) van een afwijking van materieel belang die het gevolg is van fraude of van fouten. Een redelijke mate van zekerheid is een hoog niveau van zekerheid. Dit wordt verkregen wanneer de commissaris voldoende en geschikte controle-informatie heeft verkregen teneinde het controlerisico (d.w.z. het risico dat de commissaris een onjuist oordeel tot uitdrukking brengt wanneer de financiële overzichten een afwijking van materieel belang bevatten) terug te brengen tot een aanvaardbaar laag niveau. Een redelijke mate van zekerheid is echter geen absolute mate van zekerheid omdat er inherente beperkingen aan een controle verbonden zijn die als gevolg hebben dat het grootste deel van de controle-informatie op basis waarvan de commissaris zijn conclusies trekt en zijn oordeel vormt, eerder overtuigend is dan dat het sluitend bewijsmateriaal verschaft.
Over het algemeen worden afwijkingen, met inbegrip van weglatingen, afzonderlijk of gezamenlijk, van materieel belang geacht indien daarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij een invloed hebben op de economische beslissingen die gebruikers op basis van de financiële overzichten nemen. Oordeelsvormingen met betrekking tot de materialiteit (materiality) worden gemaakt in het licht van de gegeven omstandigheden en worden beïnvloed door de perceptie die de commissaris heeft van de behoeften aan financiële informatie die de gebruikers van de financiële overzichten hebben, alsmede door de omvang en de aard van een afwijking, of door een combinatie van beide. Het oordeel van de commissaris heeft betrekking op de financiële overzichten als geheel, en daarom is hij niet verantwoordelijk voor het detecteren van afwijkingen die niet van materieel belang zijn voor de financiële overzichten als geheel.